KAAPVERDIE

Begin december 2015 vlieg ik vanuit Lissabon met Cabo Verde airlines naar Mindelo op het eiland Sao Vicente. Op dit eiland kun je vanuit Nederland vliegen met een tussenstop, onder andere via de toeristische eilanden Sal of Boa Vista. De meeste mensen denken bij Kaapverdië aan deze eilanden die vooral mooie stranden te bieden hebben. Het land bestaat echter uit een archipel van tien eilanden met daarbij enkele kleine, onbewoonde eilanden. Het merendeel van deze eilanden is nog niet zo bekend bij het grote publiek. Aangezien ik niet ga voor een strandvakantie en de toeristenmassa, maar juist het land wil leren kennen op eigen houtje en de prachtige natuur opzoeken, ga ik voor Sao Vicente en Santo Antao.

Ik kies voor een stopover in Lissabon en op deze manier vormt een week Kaapverdië een mooie combinatie met enkele dagen Portugal. Op de Europa site tref je een verslagje van deze dagen in de Portugese Alentejo aan.

Sao Vicente heeft een bootverbinding met Santo Antao, het buureiland dat ook op het programma staat.

Helaas zijn er behalve deze twee eilanden verder weinig mogelijkheden om te eilandhoppen over het water, de andere eilanden liggen behoorlijk ver uit elkaar en de bootverbindingen zijn slecht. Het vervoer tussen de overige eilanden gaat grotendeels per binnenlandse vlucht met de nationale airline TACV, die eveneens bekend staat om zijn vertragingen en onbetrouwbare dienstregeling. Mede daarom hou ik het nu bij deze twee eilanden, waar ik in de stad Mindelo wat van de Kaapverdiaanse sfeer en cultuur hoop te proeven en wil gaan genieten van de -volgens velen- schitterende natuur op Santo Antao.

 

 

SAO VICENTE 

 

 

Mindelo

 

Na de vier uur durende vlucht vanuit Lissabon die prima verliep, landen we rond het middaguur op het vliegveld van Sao Vicente, Cesaria Evora Airport.  Deze is enkele jaren geleden vernoemd naar Cesaria Evora, de grande dame van de Kaapverdiaanse muziek die op dit eiland geboren is. Voor de entree van het luchthavengebouw staat een groot bronzen beeld van de in dit land bekende zangeres.

De luchthaven is vrij groot voor zo'n klein eilandje en daarom kunnen er dan ook grote toestellen landen. Ook dit eiland is inmiddels ontdekt door chartermaatschappijen en touroperators. Gelukkig is het toerisme nog kleinschalig en dat zal ook wel zo blijven door het ontbreken van echt goede zandstranden.  Sao Vicente en Santo Antao worden dan ook niet zo massaal bezocht door toeristen als de eilanden Sal en Boa Vista, maar ook hier is het toerisme flink in opkomst. In Mindelo is aardig wat keuze uit accommodatie in diverse soorten, van eenvoudige gastenverblijven tot een heus strandresort.  

Mijn klokje, dat de Portugese tijd nog aangeeft, kan weer een uur terug. In Kaapverdie is het twee uur vroeger dan in Nederland.

Bij het aflopen van de vliegtuigtrap aflopen komt de vochtige warmte me al tegemoet, het is vreemd weer hier zo midden op de oceaan en dicht bij de evenaar. Het is bewolkt en de luchtvochtigheid is zo hoog dat er een soort van mist hangt die de omgeving grijs en grauwig maakt. Maar gelukkig is de temperatuur prima met zo'n 26 graden en staat er een behoorlijke wind, zodat het minder benauwd aanvoelt.

Het lijkt erop dat dit het normale najaars- of winterweer is in Kaapverdië, het blijft heiig en een stralende blauwe lucht zal ik jammer genoeg ook de rest van de week hier niet mogen aanschouwen. 

 

 

 

 

Thuisbasis voor de komende dagen is een hostelletje in het centrum van Mindelo, de belangrijkste reden voor een bezoek aan het eiland Sao Vicente. Van de 80.000 inwoners op het hele eiland wonen er meer dan 70.000 in deze stad en verder is het eiland niet echt aantrekkelijk. Mindelo is niet de hoofdstad, maar wel het intellectuele en culturele centrum van het eilandenrijkje Kaapverdië . 

Nadat ik gastvrij ontvangen ben en mijn onderkomen aan een kleine inspectie heb onderworpen is het tijd om de verdere omgeving te gaan verkennen.

Het centrum zit overzichtelijk in elkaar, je hebt niet het gevoel dat dit een grote stad is met zoveel inwoners. Mindelo is, na de hoofdstad Praia op het eiland Santiago, de tweede stad van het land qua inwoners aantal.

Het historische centrum ligt compact bij de baai en de haven en het gros van de inwoners woont in de wijken landinwaarts waar je als toerist niet zoveel te zoeken hebt.

Langs de baai loopt de Avenida Marginal, die ook wel Avenida Praia genoemd wordt. Centraal ligt de jachthaven, er tegenover gaat de Rua Libertad d'Africa, ook wel Rua Lisboa genoemd oostwaarts de stad in. De pastelkleurige gevels van de statige gebouwen in koloniale architectuur zijn naast de muziek de trots van de stad. 

Even verderop kom ik uit bij het voormalige presidentieel paleis, dat tegenwoordig dienst doet als gerechtsgebouw. De muren staan goed in de roze verf, in combinatie met de witte ornamenten doet het gebouw denken aan een enorme bruidstaart.

Achter de suikertaart is het belangrijkste stadsplein, aan het plein en langs de boulevard staan nog enkele koloniale huizen met hier en daar overhangende balkons. Een van de gebouwen is de escola Jorge Barbose, een gerenommeerd lyceum, dat voordat het een school werd onder andere ook heeft dienst gedaan als militair gebouw en ziekenhuis. Het is mooier dan zijn roze buurman, maar verkeert helaas eveneens in twijfelachtige staat van onderhoud en kan ook wel een likje verf gebruiken. 

Om de hoek ligt Praça, een van de vele pleinen, maar dit is het mooiste, met bomen en bankjes eronder. Hier flaneren en kletsen bewoners aan het eind van de dag. Gevels met beschilderde tegels en het koloniale hotel Porto Grande versterken de Portugese sfeer. Als de avond valt, klinkt muziek door de open ramen: funaná, coladeira en de weemoedige morna. Met overal de geur van gebakken vis, maar peperiger dan in Portugal.

 

 

Kaapverdië is een archipel van tien middelgrote eilanden, waarvan negen bewoond, die een beetje eenzaam in de Atlantische Oceaan liggen.

Ze zijn onderverdeeld in twee groepen, de Ilhas de Barlavento (bovenwindse eilanden) en de Ilhas de Sotavento (benedenwindse eilanden). Net als bij de Antillen heeft dit onderscheid betrekking op de ligging van de eilanden ten opzichte van de overheersende passaatwinden.

De Ilhas de Barlavento vormen het noordelijke deel van Kaapverdië. Het zijn van west naar oost: Santo Antao, Sao Vicente, Santa Luzia, Sao Nicolau, Sal en Boa Vista.

De Ilhas de Sotavento vormen het zuidelijke deel van het land en zijn van west naar oost: Brava, Fogo, Santiago en Maio.

Ze liggen, behoorlijk verspreid, op zo’n 500 kilometer van de westkust van Senegal. Het ontstaan ervan is gekoppeld aan een mythe: toen God

na zeven dagen klaar was met het scheppen van de wereld, schudde hij zijn handen schoon. De overgebleven korreltjes korreltjes vielen in de Atlantische oceaan: de Kaapverdische eilanden. Wie een goed beeld van het land en zijn gastvrije inwoners wil krijgen, kan niet slechts één eiland aandoen. Qua flora en fauna verschillen ze sterk. Zo is het ene groen en bergachtig, het andere bestaat slechts uit strand en woestijn.  

 

Een markant herkenningspunt is de Torre de Belem, een wat kleiner en simpeler uitgevoerde replica van zijn grote broer die ik volgende week in Lissabon aan de Taag nog eens ga bekijken. Deze Kaapverdiaanse versie werd in het begin van de 20e eeuw gebouwd en na een verbouwing ziet het er nu wat doods en overgerestaureerd uit als een kasteeltje van playmobiel.

Voorbij de toren aan de zeezijde is de vismarkt, net als altijd aardig om het kleurrijke spektakel op zo'n markt te bekijken en te zien wat er zoal uit de oceaan wordt gevist. Wat mij betreft ziet het er niet altijd even smakelijk uit en als ik de vis overal in de zon zie liggen weet ik zeker wat er de komende dagen niet op mijn menu zal staan.

 

SANTO ANTAO

 

Na een paar dagen in Mindelo staat buureiland Santo Antao op het programma, er gaat bijna iedere dag twee keer een ferryboot. Kaartjes worden verkocht in de haven, aan een loket zo groot als een A4-tje, op navelhoogte. Maar de deur van het kantoortje staat open en de jongen achter zijn buro is serieus, ze willen alles weten: naam, geboortedatum, adres en als de boot vol is, is hij vol.

Op de kade heerst een levendigheid van belang, bestelwagentjes volgeladen met bananen en teilen vol vis rijden af en aan en de passagiers sjouwen plunjezakken vol spullen mee naar huis. Niet helemaal op m'n gemak en met plastic zakjes binnen handbereik stap ik de aftandse en roestige boot op die in een vorig leven nog de route Den Helder-Texel heeft gevaren.

Er is me verteld dat in de zeestraat tussen de twee eilanden nogal eens wat deining wil staan en in het verleden is gebleken dat mijn zeebenen het dan behoorlijk af laten weten. De overtocht verloopt echter heel rustig en zonder problemen bereiken we binnen een uurtje Porto Novo,

De boot meert af en meteen ontstaat op de kade een enorm gewemel. Al die mensen, koffers, plunjezakken, vissen, kippen moeten onder een hoop geschreeuw en drukte verdeeld worden over de vrachtwagens, pickups en aluguers (collectieve taxi’s) die met draaiende motor klaar staan om de passagiersstroom en hun vracht verder te vervoeren over het eiland. Binnen een half uur is alles verdwenen en treedt de stilte van Porto Novo weer in.

Vandaag wil ik naar Ribeira de Paul, een klein dorpje op zo'n 5 kilometer het achterland in bij het kustplaatstje Paul. De rit met deze collectieve taxibusjes is een avontuur op zich. We hebben het geluk dat er niet zoveel mensen dezelfde kant op gaan en het busje wordt dat ook niet zo vol gepropt als gebruikelijk, zodat ik riant voorin kan zitten. Gewoonlijk gaan er makkelijk 14 mensen en stapels handelswaar in een 9 persoons busje en moet de passagiersstoel gedeeld worden.

Tijdens het eerste deel van de route zou je nog niet zeggen dat Santo Antao zo'n mooi eiland is. De donkerbruine zuidelijke heuvels die achter Porto Novo oprijzen, zijn behoorlijk kaal en onherbergzaam. Maar daarna gaat het omhoog voor een van de mooiste ritten ter wereld: via haarspeldbochten scheuren we over de kam van het gebergte, een richel haast, met aan weerszijden verbijsterende uitzichten over pijnboombossen, akkertjes die zich terrasvormig aan steile hellingen lijken vast te klampen, bananenplantages in de diepte en de blauwe zee in de verte.

Met behulp van de EU is in 2009 de kustweg geheel vernieuwd met asfaltstroken en tunnels. Net als we eerder op Madeira zagen is dit ook hier een doodzonde voor het prachtige landschap en de oude kustweg, maar we zijn nu wel comfortabel en in een klein uurtje op onze bestemming.

Alhoewel er geen witte stranden zijn, is Santo Antao volgens velen toch echt het mooiste eiland van Kaapverdië. Een terechte claim zie ik onderweg, want het landschap wordt naarmate we onze bestemming naderen steeds mooier. Het uitzicht bestaat eerst uit woeste vulkanische bergen met grillige pieken die tot bijna 2000m de lucht in schieten en eerst nog het zicht ontnemen op de schitterende vallei die het eindpunt is van de rit.

Ook hier wordt ik weer hartelijk ontvangen in de schitterend gelegen eco lodge die ik al eerder had geboekt. Het is een goed uitgangspunt voor de prachtige wandelroutes waar dit deel van het eiland om bekend staat. Ik ga meteen op pad, door de ravijnen, rivierbeddingen en over de heuvels lopen vele ezelspaden die de akkers en gehuchtjes met elkaar verbinden.

 

 

 

Ribeira de Paul

De ribeira is een vallei achter Paul do Mar, dat ook wel Vila das Pombas wordt genoemd. De weg gaat eerst langs donkere kliffen, het stadje ligt langgerekt langs de kust en begint al een stuk voordat Ribeira do Paul vanuit het binnenland bij zee aankomt. Er wuiven wat kokospalmen, hier en daar staan grote mangobomen en rond de huizen zie je velden met mais, suikerriet en bananenbomen. Ribeira de Paul is de bekendste en misschien ook wel mooiste vallei van Santo Antao en van heel Kaapverdië. Maar dat kan ik natuurlijk niet met stellige zekerheid zeggen, ik ken de rest van het land niet.

Vanwege de aanwezigheid van voldoende water zijn de bodem van de vallei en alle beschikbare grond tegen de hellingen overal gecultiveerd, zodat het weelderige groen overal aanwezig is. Het is in ieder geval duidelijk waarom het hier de tuin van Kaapverdië wordt genoemd. Rond de rivierbeddingen en op de aangelegde terrassen tegen de berghellingen groeit in de vruchtbare bodem zo'n beetje van alles, papaya, mango, granaatappels, passievruchten, amandelbomen, avocado, zoete aardappel, koffieplanten en nog veel meer.

Tussen de hoge wanden van de vallei wonen nog mensen in de schilderachtige dorpjes die leven van het verbouwen van deze meest uiteenlopende soorten groenten en fruit. De vrijstaande huisjes staan op de valleibodem of op bergricheltjes en andere verhogingen in het landschap.

De vallei staat ook bekend om de goede grogue die er gestookt wordt.

 

Santo Antao is een wandelparadijs, daarmee is niets teveel gezegd. Maar wandelen valt nog niet mee, zonder fatsoenlijke routebeschrijving of wandelkaart. De rivier volgen tot aan het kapelletje... Tja, duidelijk! Rechts is een rivierbedding, bezaaid met grote keien. Niet echt een wandelpad. Langs de oever wordt het kleine beetje water dat nog naar beneden stroomt in een smalle betonnen bak met een brede rand geleid. Het water wordt gebruikt voor de bananenbomen en het suikerriet. Zo blijft het dal groen en weelderig. Met een beetje goede wil kun je dat irrigatiekanaal een pad noemen. Maar het houdt op bij een hek waarachter een dorpsfamilie zijn onderkomen heeft. Dan maar gewoon de oude weg met kinderkopjes tussen de dorpjes, ook erg mooi.

Af en toe komt je een enorme schelf hooi of een grote takkenbos tegemoet en zie je pas op het laatste moment dat er een ezel onder zit. De mensen die hem met een twijg sturen, groeten onveranderlijk vriendelijk. Soms in het Frans, want Cabo Verde had lang een socialistische regering die veel waarde hechtte aan goed onderwijs.

De dalen zijn weelderig groen, vol bloemen en gewassen, fruitbomen en hoog opgaand riet. En boven, na soms vele honderden meters klimmen (al kun je het jezelf gemakkelijk maken en de route naar boven afleggen met een aluguer om naar beneden te lopen), wacht het uitzicht op bergtoppen, op golvende heuvelkammen en op rotswanden waartegen de stralend witte branding bruist.

Op de hellingen zijn de families aan het werk. Al driehonderd jaar op dezelfde manier wordt de was gedaan in de rivier en de grond bewerkt. Voorovergebogen hakken ze de aarde los en maken er een kuiltje in. Daarin leggen ze een maiskorrel en een paar bonen. Zodra de regen valt, vanaf augustus, lopen de kuiltjes vol water, zuigen de zaden zich vol en ontkiemen ze. Mais groeit sneller dan een boon. De stevige maisstengel biedt de boon straks houvast om te klimmen. Zo voorzien deze mensen zich nog steeds met heel weinig hulpmiddelen van hun voedsel.

 

 

Ribeira Grande

Om vanuit Ribeira de Paul naar Ponta do Sol te komen met de aluguer moeten we drie keer overstappen. De eerste is een pick up waar we een stukje mee mogen rijden in de open laadruimte. Gisteren zagen we een koe instappen, nu moeten we zelf in de laadbak klauteren. Na enkele kilometers wacht er een ander busje voor de volgende etappe naar Ribeira grande.

De bestuurlijke hoofdstad van Santo Antao ligt bij de samenkomst van twee ribeira's. Een deel van de plaats is gebouwd onder aan de helling van een bergrug die tussen de twee ribeira's in ligt. Ook dit dorpje heeft straatjes met kinderkopjes, een paar pensions en enkele eetgelegenheden. Een eethuis heet Rotterdam, dus je kunt wel vermoeden waar de Kaapverdiaanse eigenaar gewoond heeft.

Net als in de meeste ribeira's van noordoost- Santa Antao zijn ook hier mooie wandeltochten te maken, maar helaas moeten we door naar Ponta do Sol.

Het is even zoeken naar de juiste verbinding, eerst wordt me wijs gemaakt dat een prive taxi de enige mogelijkheid is om in Ponta do Sol te komen omdat er geen aluguer rijdt. Alhoewel de taxi ook een redelijke prijs vraagt, trappen we er niet in en even verderop vinden we de standplaats van de collectieve aluguers die we zoeken. Op deze route is het vervoer goed geregeld, voor de overstap staat de volgende bus steeds te wachten. We hebben nauwelijks hoeven wachten en zijn in een goed half uur vanuit Paul op onze bestemming Ponta do Sol, dat magnifiek op een kaap ligt.

Ponta do Sol

De aluguer vanuit Ribeira Grande neemt de kustweg westwaarts langs de kliffen naar Ponta do Sol, een stadje op een vlakke uitstulping in zee die het noordelijkste punt van Santo Antao vormt. Het stadje wordt voor het toerisme steeds belangrijker, een groeiende groep natuurliefhebbers en wandelaars weet de pensions en hotelletjes te vinden en er komt steeds meer toeristenaccommodatie bij. Midden in het dorp ligt de B&B van Sisi en Bernardo, de Rotterdams-Kaapverdische moeder die hier overwintert zorgt voor een hartelijk welkom.

Ponta do Sol is wat groter dan Ribeira Grande en een goede uitvalsbasis voor een adembenemende kustroute die slingert langs de rotskliffen boven de oceaan naar het dorpje Fontainhas. Deze weg is makkelijk te vinden en biedt een geweldig, steeds veranderend uitzicht over de oorverdovende, woeste kust. Golven slaan met brute kracht stuk op de rotsen. Aan de ene kant rijzen de zwarte kliffen omhoog, aan de andere kant hoor je ver beneden het ruisen van de oceaan. Met dit lekkere windje is het prima wandelweer.

Fontainhas ligt als een tros oesterzwammen tegen de wanden van een korte, steile ribeira. Op de onmogelijkste plekken hebben de dorpelingen landbouwterrasjes aangelegd, maar het moet niet eenvoudig zijn om hier een bestaan te vinden. Je vraagt je voortdurend af wat de bewoners ooit heeft bewogen om hier te gaan wonen en zo'n onvoorstelbaar pad aan te leggen. Eigenlijk is deze weg niet begaanbaar voor personenauto's, maar de schoolbus om de kinderen uit het dorp terug naar huis te brengen van de school in Ponta do Sol heeft geen andere mogelijkheid.

Het wandelpad gaat hier nog verder, maar om voor het donker terug te zijn in Ponta do Sol moeten we de weg terug lopen.

Deze plaats zelf is ruim opgezet, er is een groot plein bij het stadhuis en een haventje waar nog enkele felgekleurde visserssloepen liggen. Welliswaar varen ze tegenwoordig liever uit met duiktoeristen dan met visnetten, maar er wordt nog steeds heel wat uit de oceaan gevist.

Vrouwen brengen kletsend tijd door op het strand, wachtend op de vissers. Gezellig. Ze lachen veel. ,,Hoeveel kinderen heb jij?'' in het Creools is te snappen. Het is statusverhogend als je vier vingers kunt opsteken. Mannen boeten de netten. Als een vissersboot de baai in vaart, zijn wel acht mannen nodig om hem het strand op te trekken. Loodzwaar. Dan zwermen de vrouwen eromheen. Een voor een verdwijnen de zilveren vissen in hun kleurige plastic kuipen. Ze brengen ze op hun hoofd naar de markt.

Jongens trotseren de gevaarlijke branding en zwemmen rond met hun netten om te vangen wat ze te pakken kunnen krijgen. Bij het haventje heerst een en al levendigheid en wordt de binnengehaalde buit verhandeld.

Niet voor niks is op de rotsen in de buurt van de haven een beeld van een duiker neergezet dat er overigens een beetje vreemd uitziet.

Het voormalig vliegveld is ook een vreemde eend in de bijt, het ligt prachtig pal aan het water en nogal gevaarlijk. Na een crash in 1995 waarbij 18 mensen omkwamen werd het gesloten. Voor de toekomst is er een nieuw vliegveld bij Porto Novo gepland, maar nu is dus Santo Antao nog alleen per boot bereikbaar.

 

Porto Novo

Uiteindelijk keren we op de laatste dag nog steeds diep onder de indruk van de prachtige landschappen terug naar het droge Porto Novo, weer een indrukwekkende rit met de aluguer. De boot naar São Vicente komt in de verte aanvaren, alvorens terug te moeten keren naar Mindelo is er nog tijd voor een kort kijkje in het havenplaatsje. Het commerciële centrum van Santo Antao ligt vrij langgerekt langs de kust met uitlopers het binnenland in. Er staan veel vrij nieuwe gebouwen, grotendeels gefinancierd met ontwikkelingshulp uit Luxemburg.

Er zijn een paar aardige straten met kinderkopjes en enkele stranden met zwart vulkanisch zand en keien. De overheid vond deze aantrekkelijk genoeg om toestemming te geven voor de ontwikkeling van toeristische voorzieningen. Het moderne aankomstgebouw van de veerhaven heeft zelfs een roltrap, een van de weinige in het hele land.

Het is leuk om de levendige bedrijvigheid bij de haven even gade te slaan, pick ups volgeladen met bananen en andere producten van het eiland rijden af en aan. Op de kade wordt door de locals vis en fruit verkocht wat een kleurrijk schouwspel oplevert. Veel te snel is de tijd aangekomen om weer op de ferry te stappen.

Wederom worden er plastic zakjes uitgedeeld, maar ook deze blijken niet nodig. Na een relaxt boottochtje in het namiddagzonnetje arriveren we weer in Mindelo.

 

 

Ongeveer de helft van de 495.000 inwoners van Kaapverdië wonen op het hoofdeiland Santiago. Met een kleine 80.000 inwoners neemt Sao Vicente de tweede plaats in. Het eiland Santa Luzia is onbewoond, net als nog enkele andere kleine eilandjes die bij het land behoren.

Kaapverdië is een echt emigratieland geweest, er wonen tegenwoordig meer Kaapverdianen en nazaten elders in de wereld dan in het land zelf. De grootste migratiestromen gingen naar het koloniale moederland Portugal en de voormalige Portugese kolonies Angola en Sao Tome. In ons land is er ook een omvangrijke Kaapverdiaanse gemeenschap, na Lissabon de grootste van Europa. Bijna 21.000 mensen zijn hier van Kaapverdische herkomst. Het grootste deel woont in Roterdao, zoals de Kaapverdianen Rotterdam noemen, vooral in de wijk Delfshaven is een grote concentratie te vinden. Ook in Senegal, Spanje, Italië en Luxemburg vind je een behoorlijke populatie Kaapverdianen.

 

Niet zo lang geleden was Kaapverdië een van de armste landen van Afrika. Tot ver in de 20e eeuw stierven vele mensen door hongersnood tijdens regelmatige periodes van droogte. Het land heeft geen industrie van betekenis, exporteert nauwelijks landbouwproducten.

Sinds de jaren 90 is de weg omhoog ingezet door buitenlandse investeerders die de eilanden ontdekten en ook China pompt geld in het land.

Dat wil niet zeggen dat elke Kaapverdiaan nu een goed inkomen heeft, er is nog veel zichtbare en onzichtbare armoede.

De economie rust duidelijk op het toerisme en aanverwante dienstverlening en op het geld dat geëmigreerde Kaapverdianen naar familie in het vroegere thuisland overmaken. Van de families die nu nog kunnen leven van de landbouw in de vruchtbare valleien, trekken de kinderen vaak weg naar het buitenland. Het eenvoudige leven op het platteland is voor de jeugd niet meer voldoende, een luxe leven in het westen lijkt aantrekkelijker.

 

 

Helaas hebben deze eilanden door de vele westerse invloeden en het toerisme een deel van de eigen sfeer moeten inleveren. Alhoewel ik deze week dat stukje authenticiteit en vooral de blauwe lucht heb gemist, sluit ik zeker niet uit in dit land nog eens terug te komen voor een weekje in de winter. De temperatuur was goed, we hebben echter gemerkt dat het niet echt zonzeker is. Alle dagen waren bewolkt en heiig met een hoge luchtvochtigheid, er hangt de hele dag een soort van mist voor de zon en vooral op Sao Antao komen ook buiten het natte seizoen in deze maanden regelmatig dagen met regen voor. Een groen eiland heeft natuurlijk water nodig.

Het is de levendigheid in Mindelo, de vriendelijkheid van de Kaapverdianen en de prachtige natuur in het oosten van Santo Antao, wat me toch nieuwsgierig maakt naar de andere eilanden.

 "No stress" is de toeristische slogan, maar die geldt alleen als je een georganiseerde reis hebt geboekt en niet verder komt dan je strandstoel. Als je zelf je reis wilt organiseren gaat dit echter niet vanzelf, er is weinig informatie over wat dan ook, niemand weet iets en vervoer of een betaalbaar restaurant is schaars. Cabo Verde voelt wat dat betreft wel als Afrika, er is weinig en alles gaat moeizaam, maar de prijzen zijn wel Europees of soms hoger. Vrijwel al het voedsel moet worden geimporteerd, alleen vis is er in overvloed.

Jammer is vooral het gebrek aan openbaar vervoer, daarom is het lastig om door het hele land te reizen, zowel op de eilanden zelf als tussen de eilanden onderling. In het hele land is er maar één regelmatige verbinding over het water; de ferry van Sao Vicente naar Santo Antao. De diverse eilanden liggen ver uit elkaar en de beperkte bootverbindingen hebben geen vaste dienstregeling, zijn erg onbetrouwbaar en afhankelijk van de vaak ruwe oceaan. Om hier rond te trekken heb je veel tijd, geduld én goede zeebenen nodig. Als je het geluk hebt dat er een (fast)ferry vaart duurt het vaak een hele dag of nacht om het volgende eiland te bereiken en dat zijn niet zelden zeer onstuimige tochten.

Mogelijkheden om te eilandhoppen zijn beperkt en de enige manier om het land te bereizen is met binnenlandse vluchten en ook dan is tijd en geduld een schone zaak. TACV, de airline van Cabo Verde is op de lokale vluchten net als de ferry weinig punctueel en vaak ronduit onbetrouwbaar. Daarnaast is het prijzig om naar andere eilanden te vliegen, soms meer dan 100 euro voor een vluchtje van minder dan een half uurtje. Als die tenminste niet geannuleerd is en dan maar afwachten wanneer het vliegtuig wel vertrekt...... 

De vlucht van en naar Portugal verliep overigens prima met alleen op de terugweg 45 minuten vertraging, waarvan een deel onderweg weer ingehaald werd zodat TACV niet veel na schematijd weer keurig de landing inzet op Lissabon airport.